Op safari gaan heeft nog steeds iets magisch. De spanning die je vooraf voelt, niet wetende wat je dit keer kunt verwachten. Het moment dat je het park inrijdt – zonder hekwerk uiteraard – en vol verwachting rondspeurt naar een teken van beweging. Om het enthousiast uit te roepen als je dan inderdaad een levend wezen op de vlakte ontwaart. Waarna er regelmatig een teleurgestelde “Oh, toch niet…” volgt, als het dier toch een termietenheuvel blijkt te zijn.
Meer dan lief
Na al enige maanden amper Arusha uit te zijn geweest, is het weer eens tijd om Tarangire National Park in te gaan. De laatste keer was in april toen we hier het paasweekend doorbrachten. Toen stonden we aan het begin van het lange regenseizoen en was er aardig wat wild te zien. De olifanten stellen hier in ieder geval nooit teleur. Nu, zeven maanden later en aan het einde van het korte regenseizoen, zijn er net zoveel wilde dieren als tseetseevliegen. Oftewel, meer dan je lief is!
Overal om je heen zie je gnoes, zebra’s en buffels grazen. Langbenige struisvogels struinen er tussendoor en vrijwel elk stukje schaduw is ingenomen door een groep olifanten. Hoe verder we het park inrijden, hoe minder dichtbevolkt het wordt en hoe meer de Tarangire rivier opdroogt. Het gebied heeft duidelijk weinig regen gezien. Bij Silale Swamp hebben de dieren zich echter weer verzameld. Tot aan de horizon, waar de Oldonyo Sambu onmisbaar uitsteekt, bevinden zich enorme kuddes zebra’s, wildebeest en gazelles. En hoewel het gebied bezaaid ligt met botten en schedels is er van de daders geen spoor. Een slaperige hyena bij het moeras, die dan weer wel. Maar geen leeuwen.
Midden in de bush
We overnachten in het midden van het park, in het nieuwe Kichuguu Camp. Met negen safaritenten is het een kleinschalige lodge, omringd door niets anders dan de bush. De tenten zijn echter zo ruim en luxe ingericht dat je aan comfort niets te kort komt. Integendeel! We krijgen de meest afgelegen tent toebedeeld en vanaf de veranda kunnen we in alle rust een groep buffels bekijken.
Safari te voet
Van onze kamer naar het restaurant dienen we zo’n 100 meter te overbruggen. ’s Avonds worden we gratis en voor niets op een ware walking safari getrakteerd, wanneer er enkele olifanten het kamp passeren. Samen met een lodge medewerker zoeken we onze weg richting de tent. De olifanten passeren langzaam onze tent op slecht een paar meter, terwijl ze zich tegoed doen aan het lange gras. In het duister van de nacht wachten we stilletjes tot ze verder lopen, bijgelicht door enkel het schijnsel van een zaklamp en de sterren aan de hemel. Zelfs Julian weet van schrik niets meer uit te brengen.
Ook ’s nachts is er veel bedrijvigheid in de omgeving. Leeuwen brullen en lijken een succesvolle jacht te hebben, afgaande op het paniekerige geluid dat er op volgt. Later in de nacht worden we gewekt door het eentonige geroep van een kudde zebra’s die het gras rondom onze tent kortwieken. Kortom, écht stil wordt het geen moment hier midden in de wildernis.
Benieuwd of we de leeuwen uiteindelijk gevonden hebben? Lees hier over onze zoektocht deel II!
Prachtig heb ik ook meegemaakt dat er plotseling een groep buffels bij je tent liepen. Dan schrik je wel even. Zeker als ze tegen de palen gaan aanleunen.
Haha, dat zal inderdaad wel schrikken zijn. Maar tegelijk ook uniek om het wild van zo dichtbij te ervaren!
Wát een geweldige wildparktrip Miranda&Bas!
Gaaf dat jullie dit Afrikaans avontuur met jullie kinderen mogen meemaken ?
Ik geniet elke keer weer van jullie blogs. ❤️
Hoi José, dank je wel voor je reactie. En ja, we zijn erg bevoorrecht dat we dit mee mogen maken! Groetjes uit een zonnig Arusha!